De benoeming van Trump voor het Hooggerechtshof kan gevolgen hebben voor collectieve afstandovereenkomsten van werknemers
President Trump verspilt geen tijd om een aantal van zijn verkiezingsbeloften na te komen. Of de maatregelen van de regering echter in overeenstemming zijn met die verkiezingsbeloften, valt nog te bezien.
Op 24 januari 2017 kondigde president Trump aan dat hij zijn kandidaat voor de vacante negende zetel in het Hooggerechtshof bekend zou maken. Trump heeft consequent gezegd dat hij de zetel zal invullen met een rechter die dezelfde opvattingen heeft als wijlen rechter Antonin Scalia, die bekend stond om zijn conservatieve standpunten. Deze keuze zou een einde maken aan wat velen beschouwen als een gelijkmatige verdeling tussen liberalen en conservatieven in het Hof. Afhankelijk van het bevestigingsproces is het echter mogelijk dat deze nog niet bekendgemaakte negende rechter geen invloed zal hebben op een belangrijke kwestie die werkgevers sinds 2012 bezighoudt.
Een bijzonder belangrijke kwestie voor werkgevers is de manier waarop het Hof omgaat met arbitrageovereenkomsten van werknemers en de mogelijkheid voor werkgevers om werknemers te verplichten afstand te doen van hun recht om collectieve acties of groepsacties aan te spannen. Het Hooggerechtshof heeft onlangs ingestemd met de behandeling van een reeks zaken waarin zal worden beslist of de National Labor Relations Board (NLRB) terecht interpreteert dat de federale arbeidswetgeving werkgevers verbiedt om afstandsverklaringen van collectieve acties op te nemen in arbitrageovereenkomsten met werknemers. Hoewel de NLRB dergelijke overeenkomsten consequent als onwettig heeft beschouwd, is er een verschil in interpretatie ontstaan tussen de verschillende rechtsgebieden. In de drie collectieve zaken die het Hooggerechtshof heeft aanvaard, heeft het Vijfde Circuit de beslissing van de NLRB vernietigd en een collectieve afstandovereenkomst geldig verklaard. Het Negende en Zevende Circuit hebben zich echter aan de kant van de NLRB geschaard en dergelijke overeenkomsten onwettig verklaard. De uitspraak van het Hooggerechtshof in deze zaak zal niet alleen aanzienlijke gevolgen hebben voor werkgevers, maar ook een welkome oplossing bieden voor een anders onvoorspelbare situatie.
De huidige samenstelling van het Hooggerechtshof leent zich voor een gelijke verdeling van 4-4. Als opperrechter Roberts van mening is dat dit het meest waarschijnlijke resultaat is, zou hij kunnen besluiten de zaak nog een termijn aan te houden in de verwachting dat de negende rechter tegen die tijd zal zijn benoemd. Maar niet alle deskundigen zijn ervan overtuigd dat het huidige Hof in deze kwestie gelijk verdeeld zal zijn. Rechter Kennedy, die vaak bekendstaat als een swing vote in het Hooggerechtshof, sloot zich de vorige keer dat het Hof zich over arbitrageovereenkomsten boog aan bij een conservatief advies van rechter Scalia, zij het in een zakelijke/consumentencontext in plaats van een werkgever/werknemercontext. Sommige juristen betwijfelen echter of rechter Kennedy opnieuw zo'n harde lijn zou volgen bij de handhaving van arbitrageovereenkomsten. Dit zou leiden tot een 5-3 uitspraak (tegen handhaving), waardoor de keuze van president Trump irrelevant zou worden.
De mogelijke gevolgen voor werkgevers zijn aanzienlijk. Als het Hooggerechtshof collectieve afstandsverklaringen ongeldig verklaart, lopen werkgevers het risico in verschillende contexten te worden geconfronteerd met kostbare collectieve rechtszaken. De garantie dat geschillen met werknemers in een individueel arbitrageforum worden beslecht, bood werkgevers een manier om geschillen met werknemers op een kostenefficiëntere en meer vertrouwelijke manier op te lossen. Zonder het instrument van collectieve afstandsverklaringen kunnen werkgevers in de toekomst kwetsbaar zijn voor dit soort aanvallen.