NLRB oordeelt dat belangenbehartiging van niet-werknemers wordt beschermd door de National Labor Relations Act
Zoals we dit jaar al meerdere keren hebben gezien, heeft de National Labor Relations Board (NLRB of de "Board"), onder leiding van de door president Biden benoemde meerderheid, een aantal maatregelen genomen om de rechten van werknemersonder de federale arbeidswetgeving aanzienlijk uit te breiden.
Een recent besluit van de Raad in American Federation for Children, Inc. en Sarah Raybon dient als een andere belangrijke herinnering dat de bescherming van werknemers onder de National Labor Relations Act (NLRA of de "Wet") door de huidige Raad ruim wordt geïnterpreteerd. Het benadrukt het feit dat werkgevers zich ervan bewust moeten zijn dat federale arbeidswetten niet alleen voorbehouden zijn aan vakbondsleden, maar ook bescherming bieden aan werknemers in niet-georganiseerde arbeidskrachten.
Artikel 7 van de wet beschermt werknemers die op de werkplek actie ondernemen wanneer zij zich bezighouden met "beschermde gezamenlijke activiteiten", wat normaal gesproken inhoudt dat de werknemer namens zichzelf en andere werknemers handelt.
Echter, in American Federation for Childrenging de NLRB nog een stap verder en oordeelde dat deze bescherming in sommige omstandigheden ook geldt voor acties van werknemers van een bedrijf die worden ondernomen ter ondersteuning van niet-werknemers. Deze nieuwe uitspraak vernietigt een eerdere uitspraak uit 2019 en stelt dat werkgevers werknemers niet mogen straffen voor het ondernemen van collectieve of "gezamenlijke" acties om de arbeidsomstandigheden van niet-werknemers, zoals sollicitanten of stagiaires, te verbeteren.
In overeenstemming met de recente koerswijziging van de Raad, vernietigt de uitspraak in de zaak American Federation for Children een uitspraak van de NLRB uit het Trump-tijdperk, Amnesty International USA en Raed Jarrar, waarin de Raad oordeelde dat belangenbehartiging voor niet-werknemers – in dat geval stagiaires – niet onder de bescherming van de wet viel. In een 3-1 meerderheidsbeslissing oordeelde de huidige Raad dat de zaak Amnesty International "in strijd was met eerdere uitspraken en het beleid van de wet".
In de recente zaak van de American Federation for Children oordeelde de Raad dat een werkneemster, Sarah Raybon, beschermde activiteiten had ontplooid toen zij bij haar werkgever pleitte voor het opnieuw in dienst nemen van een voormalige collega, Gaby Ascencio, wier dienstverband was beëindigd omdat haar werkvergunning was verlopen (zij was geen Amerikaans staatsburger of permanente ingezetene), maar die vervolgens opnieuw bij het bedrijf solliciteerde nadat zij haar werkvergunning had teruggekregen. Raybons ijverige pleidooi voor de heraanstelling van Ascencio omvatte wat haar manager beschouwde als "opruiende" beschuldigingen, en Raybon werd uiteindelijk ontslagen "wegens het creëren van een giftige sfeer binnen de organisatie".
Bij de beoordeling van de zaak stelde de Raad eerst vast dat Ascencio een werknemer was die onder de werkingssfeer van de NLRA viel, omdat de wet ook sollicitanten omvat. De NLRB ging nog een stap verder en oordeelde dat, zelfs als Ascencio geen werknemer in de zin van de wet was, Raybons pleidooi voor het opnieuw aannemen van Ascencio onder de wet viel, omdat Raybon baat had bij het steunen van Ascencio, aangezien Ascencio een waardevolle collega was.
In het licht van de uitspraak van de American Federation for Children moeten werkgevers uiterst voorzichtig zijn bij het nemen van disciplinaire maatregelen tegen werknemers die hebben deelgenomen aan collectieve belangenbehartiging, ongeacht de arbeidsstatus van de persoon of personen die baat hebben bij deze belangenbehartiging.