Inzicht in de recente 6-3 uitspraak van het Hooggerechtshof over de terughoudendheid van instanties
De recente 6-3 uitspraak van het Hooggerechtshof in de zaak Loper Bright maakt een einde aan het precedent van 1984 inzake "Chevron-deferentie" en verwerpt de praktijk waarbij federale rechtbanken zich bij de juridische interpretatie van dubbelzinnige wetteksten schikken naar overheidsinstanties.
De impact van deze uitspraak is aanzienlijk, aangezien deze de machtsverhoudingen tussen instanties en de rechterlijke macht verschuift wat betreft de interpretatie van wetten en het bepalen van de beste manier om deze toe te passen. In de toekomst zullen federale rechtbanken waarschijnlijk een grondiger onderzoek instellen naar interpretaties, regelgeving en maatregelen van instanties.
- Deze beslissing, de uitspraak van het Hooggerechtshof van vorige week waarin de interne handhaving van claims inzake effectenfraude door de SEC werd afgewezen, en de recente beslissing van het Amerikaanse Hof van Beroep voor het Vijfde Circuit om de regels van de SEC voor adviseurs van particuliere fondsen te vernietigen, beperken de reikwijdte van de SEC ten aanzien van adviseurs van particuliere fondsen aanzienlijk. Dit zal echter waarschijnlijk geen invloed hebben op de algemene focus van de SEC op fiduciaire overwegingen en de plicht om daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten openbaar te maken bij hun onderzoeken, inspecties en handhavingsacties tegen beleggingsadviseurs.
De 6-3 uitspraak, langs ideologische lijnen, verwerpt een precedent uit 1984 waarin federale rechtbanken werd opgedragen zich te schikken naar de juridische interpretaties van instanties wanneer de door het Congres aangenomen wettekst dubbelzinnig is.
Bekijk artikel waarnaar wordt verwezen