FDA-richtlijnen voor biosimilars benadrukken het belang van glycosylatieprofilering en verhogen de strategische waarde van octrooien voor antilichamen die worden gedefinieerd door glycosylatie.

De richtlijn van de FDA van september 2025 vereist een gedetailleerde karakterisering van posttranslationele modificaties (PTM's), met name glycosylatie, bij de evaluatie van eiwitbiosimilars. Productieprocessen beïnvloeden de eigenschappen van eiwitten buiten de primaire sequentie, waaronder PTM's. Deze eigenschappen zijn van cruciaal belang voor de klinische functie en om te bepalen of een biosimilar 'in hoge mate vergelijkbaar' is met een referentieproduct. Voor antilichamen is het glycosylatieprofiel bijzonder belangrijk voor de functie en potentie. Deze regelgevende focus verhoogt de strategische waarde van octrooien die betrekking hebben op antilichamen die worden gedefinieerd door specifieke glycosylatieprofielen.
FDA-aanbevelingen voor het karakteriseren van glycosylatie
De FDA-richtlijn benadrukt dat sponsors bij het aanvragen van klinische goedkeuring en/of het aantonen van biosimilariteit de glycosylatieprofielen grondig moeten karakteriseren, met name voor antilichamen. Het glycosylatieprofiel moet de aard, locatie en niveaus van glycosylatie, de verdeling over isovormen en de mate van glycaanheterogeniteit als gevolg van expressiesystemen en productieomstandigheden omvatten. Zie pagina11 van de richtlijn. De FDA erkent expliciet dat subtiele verschillen in glycosylatie een wezenlijke invloed kunnen hebben op de potentie en klinische prestaties. Van sponsors wordt verwacht dat zij begrijpen hoe productiekeuzes, zoals expressiehost, kweekomstandigheden en zuiveringsmethoden, glycosylatie of glycatieheterogeniteit kunnen beïnvloeden en hoe deze verschillen de veiligheid en werkzaamheid kunnen beïnvloeden. Zie bijvoorbeeld pagina's 7-8.
De FDA biedt sponsors flexibiliteit bij het selecteren van analysemethoden voor biosimilar-aanvragen, waaronder functionele testen en niet-gevalideerde methoden. De FDA-richtlijn stelt echter dat "de methoden die worden gebruikt om het product te karakteriseren wetenschappelijk verantwoord moeten zijn, geschikt moeten zijn voor het beoogde gebruik en resultaten moeten opleveren die reproduceerbaar en betrouwbaar zijn." Zie pagina's 11-12.
Onderzoek van de FDA versterkt de focus op regelgeving
Onderzoek van de FDA naar snelle glycaananalyse ondersteunt deze regelgevende focus. Zo hebben wetenschappers van de FDA een lectine-microarray ontwikkeld voor snelle en nauwkeurige glycaanprofilering van intacte therapeutische antilichamen, waarmee betekenisvolle verschillen tussen biosimilars en referentieproducten aan het licht zijn gekomen. Deze door de FDA ontwikkelde technologie maakt vergelijkende glycaanprofilering met hoge doorvoercapaciteit mogelijk, in overeenstemming met de regelgevende verwachtingen van de instantie. Alles bij elkaar genomen wijst dit erop dat glycosylatie een steeds centralere rol gaat spelen bij de evaluatie van antilichamen en biosimilarproducten voor regelgevende goedkeuring.
Strategische implicaties voor octrooibescherming
De FDA beveelt aan om een hoge glycaan-overeenkomst met het referentieproduct aan te tonen om aan de normen voor biosimilars te voldoen. Deze nadruk van de regelgevende instanties op gedetailleerde glycosylatiepatronen biedt mogelijkheden om de octrooibescherming voor antilichamen die worden gedefinieerd door specifieke glycosylatieprofielen, uit te breiden. Dergelijke octrooien bieden een alternatieve route naar exclusiviteit, als aanvulling op traditionele benaderingen. Deze vereisten brengen echter ook uitdagingen met zich mee op het gebied van het genereren van voldoende glycaankarakteriseringsgegevens, het beheren van kosten en het veiligstellen van effectieve octrooiaanspraken.
Bekijk artikel waarnaar wordt verwezen
De basis voor een beoordeling en een demonstratie van de biosimilariteit tussen een voorgesteld product en het referentieproduct omvat analytische studies die aantonen dat het voorgestelde product in hoge mate vergelijkbaar is met het referentieproduct, ondanks kleine verschillen in klinisch on
e inactieve componenten. Om aan te tonen dat het voorgestelde product biosimilar is aan het referentieproduct, moet het voorgestelde product grondig worden gekarakteriseerd, onder meer door middel van vergelijkende fysisch-chemische en functionele studies met het referentieproduct. De informatie die uit deze studies wordt verkregen, is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een voorgesteld product als biosimilar.